Impressie van een tuin in de lente, waarin de bloeiende struik op de voorgrond alle aandacht vangt. Er loopt een graspaadje naar de bosschages op de achtergrond, dat de dieptewerking verhoogt. De witte bloemen in de struik en het gras vormen lichte accenten in de diverse schakeringen groen. De stoffering is zo natuurgetrouw dat de planten bijna benoemd kunnen worden. Aan de rechterkant bevindt zich een ribesstruik.
kunstenaar | Herman van Wissen (1910 - 2000) |
genre | Landschap |
techniek | olieverf op board |
afmetingen | 63 x 86 cm |
datering | 1978 |
signatuur | rechtsonder |
ploeglid | ja |
inventarisnummer | 00716 |
exposities | |
schenker | Dhr. D. Stubbe, Groningen |
aanwinstjaar | 2009 |
collectie | Collectie Stubbe (schenker) |
conditie | redelijk |
Herman van Wissen was in de eerste plaats architect. In die hoedanigheid is hij veertig jaar lang, van 1935 tot 1975, in zijn geboortestad Groningen actief geweest. Diverse stadswoningen, landhuizen en een aantal (katholieke) kerken zijn door hem ontworpen. Hij was na de Tweede Wereldoorlog medeverantwoordelijk voor de wederopbouw van de stad. Een verzetsmonument voor Groningen door hem ontworpen in de vorm van een poort kreeg een plaats op het R.K. kerkhof aan de Hereweg. Veelzijdig als hij was, beoefende hij ook de schilderkunst. Daarnaast beheerste hij verschillende grafische technieken.
In de jaren ’30 kreeg hij privé schilderlessen van de Groninger schilder Jan Derksen Staats en volgde hij de opleiding M.O. Tekenen. Uit die tijd stamt zijn levenslange vriendschap met de graficus Riekele Prins. Zijn ervaring als graficus deed hij op tijdens de drie jaar dat hij in het Grafisch Centrum Groningen werkte. Een reis naar Rome ter bevordering van zijn schilderkunst leverde hem bij terugkeer zijn eerste tentoonstelling op. Ook andere studiereizen die hij in Europa en de Verenigde Staten maakte hadden invloed op zijn werk. Van Wissen was in 1934 medeoprichter van de Groninger kunstkring De Regenboog en bleef lid tot de groep in de oorlog uiteen viel. In 1946 werd hij lid van die andere kunstenaarskring, De Ploeg. Tien jaar lang was hij secretaris en vanaf 1980 zelfs erelid. Van Wissen beschouwde zichzelf niet als een vooruitstrevende schildersfiguur. Hij viel niet op bij De Regenboog, en evenmin binnen De Ploeg.
Zijn werk is behoudend en vrij traditioneel te noemen. Zijn onderwerpen variëren van portretten tot stillevens, van stadsgezichten tot landschappen in Nederland, maar ook daarbuiten. Met collega Riekele Prins trok hij regelmatig de provincie in om pittoreske plekjes in de natuur vast te leggen. Hij schilderde in een stijl die als impressionistisch omschreven kan worden. Aanvankelijk met heldere frisse kleuren, later werd het kleurgebruik soberder en het werk meer tekenachtig van karakter. “Bloeiende Tuin” is een mooi voorbeeld van het genre werk dat Van Wissen heeft nagelaten. Een impressie van een tuin in de lente. Compositorisch goed van opbouw met de bloeiende struik groot op de voorgrond, die de aandacht vangt; het graspaadje naar de bosschages op de achtergrond, dat de dieptewerking verhoogt. De witte bloemen in de struik en het gras vormen lichte accenten in de diverse schakeringen groen die hij heeft gebruikt. De stoffering is zo natuurgetrouw dat de planten bijna benoemd kunnen worden. In het rozerood aan de rechterkant van de compositie zijn de bloemen van een ribesstruik te herkennen.
De hele voorstelling is vlot geschilderd en ademt een grote spontaniteit. Van Wissen heeft op een intieme, eigen wijze de uitbundige atmosfeer van een lente dag waarop de hele natuur op uitbotten staat in zijn schilderij weten over te brengen. Van Wissen schijnt ooit gezegd te hebben dat hij altijd zichzelf is gebleven, ook toen hij deel uitmaakte van De Ploeg. Dit werk dat mogelijk begin jaren vijftig gedateerd moet worden, onderstreept wellicht de juistheid van zijn uitspraak.
Frédérique van der Palm.
Met dank aan Hans van Koningsbrugge.
Groeten uit Groningen. Een keuze uit de verzameling D.Stubbe. Catalogus bij de tentoonstelling Harmoniecomplex Groningen. Instituut voor Kunst- en Architectuurgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen. 2004. Nataljaan Oosterbaan, pag 26 en 27.