Zicht op een molen ten oosten van de stad Groningen, centraal in beeld, hoog oprijzend tegen een licht bewolkte lucht in de zomer. De horizon is laaggehouden, de wieken staan er net niet helemaal op, waardoor het gevaarte van de molen nog imposanter lijkt. Het perspectivisch verloop van de stapel boomstammen in de rechter beneden hoek versterkt de dieptewerking van de compositie. Het is natuurgetrouw in een impressionistische stijl geschilderd. Ook zijn met kleine lichtaccenten mooie nuances en schaduwpartijen aangebracht.
kunstenaar | Cornelis Pieter de Wit (1882 - 1975) |
genre | Groningen, Stadsgezicht |
techniek | olieverf op paneel |
afmetingen | 29 x 39 cm |
datering | ca. 1910 |
signatuur | rechtsonder |
ploeglid | ja |
inventarisnummer | 00718 |
opschrift | Achterkant: Houtzaagmolen te Oosterhoogebrug vlakbij Damsterdiep. In 1920 de kap en wieken gesloopt. Eigenaar Hemmes verhuisd sinds 1898 aan Westerhof. Oosterhogebrug. Houtstek Hemmes. Euvelgunne t.h. Damsterdiep tusschen Damsterdiep en brug 2 Eemskanaal. Gecontroleerd en inlichtingen ingewonnen 21 sept. 1949 |
bijzonderheden | Docent aan de Academie Minerva te Groningen |
plaatsen | Groningen en Oosterhoogebrug |
exposities | |
schenker | Dhr. D. Stubbe, Groningen |
aanwinstjaar | 2009 |
collecties | |
publicatie | Leraren van de Academie Minerva: Een keuze uit twee eeuwen kunst en kunstonderwijs in Groningen, Francis van Dijk, blz. 79-81 |
Een molen, centraal in beeld, hoog oprijzend tegen een licht bewolkte lucht, een Hollandser beeld is bijna niet denkbaar. Cornelis Pieter de Wit heeft het vertrouwde thema uit de schilderkunst zorgvuldig, met een goed oog voor verhoudingen opgezet. De horizon is laag gehouden, de wieken staan er net niet helemaal op, waardoor het gevaarte van de molen nog imposanter lijkt, het perspectivisch verloop van de stapel boomstammen in de rechter beneden hoek versterkt de dieptewerking van de compositie. Het is natuurgetrouw in een impressionistische stijl geschilderd, met flinke verftoetsen en forse vegen. De Wit gebruikt heldere, verzadigde kleuren. Stevig aangezette wolken met hier en daar een stukje blauwe lucht vormen een goed tegenwicht voor het beeldbepalende complex van molen en omliggende gebouwen. Zoals bij een impressionistisch schilderij verwacht mag worden speelt de lichtbehandeling een belangrijke rol. Ook hier zijn met kleine lichtaccenten mooie nuances en schaduwpartijen aangebracht. “Zaagmolen bij Oosterhogebrug”, geschilderd rond 1910, is een goed voorbeeld van het vakmanschap van De Wit.
Cornelis Pieter de Wit werd geboren in Amsterdam en volgde opleidingen aan de Industrieschool en de Rijksschool voor Kunstnijverheid. Hij was van 1908 tot 1947 leraar aan de academie Minerva, waar hij les gaf in de vakken projectie, perspectief, vrij tekenen, vaktekenen, de methodiek van het tekenonderwijs, versieringskunst en anatomie. Vanaf de jaren twintig nam De Wit zijn leerlingen mee naar buiten. Vaak was hij met een groep studenten te vinden aan het Reitdiep om naar de natuur te schilderen of te tekenen. Op zijn initiatief werden er excursies georganiseerd, bijvoorbeeld naar Artis of naar de pottenbakker Chris Lanooy. Stilistisch heeft het werk van De Wit geen grote veranderingen ondergaan. Aanvankelijk legde hij zich vooral toe op het schilderen van stadsgezichten, maar in zijn latere werk ging zijn aandacht meer uit naar het landschap, met name het Drentse landschap.
De familie de Wit bezat een zomerhuisje in Drenthe en dit landschap werd dan ook menig maal door de kunstenaar vastgelegd. Zijn werk is regelmatig tentoongesteld, onder meer bij Pictura, maar ook op de jubileumtentoonstelling van De Ploeg in 1958. Volgens zijn studenten was De Wit een nuchtere man, duidelijk en direct in de omgang. Dat hij een groot bewonderaar van George Breitner was, is niet verwonderlijk, als we nog eens goed het ‘kunstwerk van de maand juni’ bekijken.
Frédérique van der Palm.